Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zullen [14]die u niet [15]leren, tot u spreken, en [16]uit hun hart redenen voortbrengen? 14. Te weten, die voorvaderen, tot welken Job van Bildad gewezen was, boven, vs.8. Deze manier van vragen heeft macht om zeer te verzekeren; zie Gen.13:9. 15. Te weten, van de voorzienigheid en oordelen Gods, die wonderbaar zijn, en van de uitkomsten der goeden, die goed, en der kwaden, die kwaad zijn. 16. Dat is, niet dat hun haastelijk uit de lippen valt, maar dat zij tevoren wel rijpelijk met het verstand bedacht en met de daad bevonden hebben.